Home
Schrijven

Het duister lokt.

Het duister lokt.
Henk ter Lingen wordt omschreven als een briljante man met een duistere kant. Psychologe Simone Peters heeft Jeroen ter Lingen inzicht verschaft in de gecompliceerde persoonlijkheid van (de overleden) Henk ter Lingen. Geef me de rafels, dan heb ik de doek ?Er bestaan psychologen die menen dat de ,,mind-stuff'' theorie waar is.  Zij menen dat ons bewustzijn inderdaad iets zou zijn als een rekenkundige som van deeltjes, waarvan zij zich door analyse begrippen hebben gevormd.   
Psychologen gaan er van uit dat we allemaal een duistere kant hebben. Dus “dat betekent dat ook Psycholoog Simone Peters uit Nijmegen met haar duistere kant licht in de duisternis van Henk Terlingen zou kunnen brengen”?  Om een ander te begrijpen moet je toch eerst jezelf begrijpen en een psycholoog,die zijn eigen ziel niet kent, kan weliswaar een aantal zaken verhelderen maar blijft uiteindelijk altijd steken bij zijn eigen beperkingen.
Zelfs na de dood wordt de mens nog gesmoord in de mest van de psychiatrie. Jeroen ter Lingen praat zelfs over het ''asperger-syndroom'' als een handicap. Dat noemen ze dan een daad van analytische naastenliefde. Henk ter Lingen mag blij zijn dat hij bij leven niet op deze psychiatrische mestvaalt is beland.
Elke identiteit is tot op zekere hoogte een geleende identiteit. de mens -schrijft Bernard Stiegler- est voleur par vocation prothétique. de mens is ohne Eigenschaften niet ? het "primal self" en de perfecte adequatie met zichzelf is een vergiftigde illusie.
Bernard ter Lingen staat op bladzijde 136 bij de lijst van alle geintervieuwden. Het was Jeroen ter Lingen, die de nu bijna zeventigjarige Bernard ter Lingen met een stamboom verhaal in Westervoort kwam lastig vallen. Nu enkele jaren later, geeft zijn boek (Apollo Henkie) duidelijk aan dat er destijds in Westervoort op de achtergrond van de kant van Jeroen Terlingen nog andere garens werden gesponnen. En dan heeft hij ook nog de guts te claimen:  alle rechten voorbehouden.  Schriftelijke toestemming van de auteur. Zo zie je maar weer dat de waarheid voor een 'journalist' niet zoveel anders is dan's nachts last hebben van darmgas!

Parooljournalist Maurits Schmidt en Jeroen ter Lingen grinneken liever om mensen als Bernard ter Lingen, en schilderen hem af als de ''abnormale schizofrene'' broer, Bernard.  Centrale vraag luidt: '' Wiens belang is het,dat dit of dat over Bernard ter Lingen gezegd wordt?'' - Ach, hoeveel zou er niet al over dat 'begrip'normaal te zeggen zijn!  Een journalist zou er dan ook zorgvuldig voor moeten waken om mensen te etiketteren.

Elke keer als er iemand toenadering tot de bijna zeventigjarige Bernard ter Lingen zoekt, komt hij er bekaaid vanaf. Kijk, Bernard, je hoeft je bij mij niet langer aan de normale wereld aan te passen, ik ben je grote vriend. Hem accepterend voor zover ze iets aan hem hebben, dus. Wilhelm Busch, eenDuits schilder en dichter 1832-1908 : "Wer einsam ist, der hat es gut; weil keiner da, der ihm was tut."

Bladzijde 28: hoe er wordt geoordeeld in de meest crue vorm over de nu bijna zeventigjarige Bernard ter Lingen.Van wrok doortrokken teksten waarin bekenden de gelegenheid kregen hun ''werkelijke gevoelens'' over hem te uiten. En dat zonder wederwoord van Bernard ter Lingen!  Alles zou altijd om de 'waarheid' moeten draaien, ook in de meest gewone situaties toch! Maar de echte 'waarheid' wordt duidelijk niet achterna gezeten. Onder de vlag van totale eerlijkheid en openheid heeft Jeroen ter Lingen alles wat de Familie Ter Lingen betreft met de weduwe en de zoon van Henk ter Lingen etc.doorgenomen. Of niet? En heeft de totale eerlijkheid en openheid, door de bril van anderen verkeerde kleuren en verkeerde accenten gekregen?  En hebben ze bewust details verzwegen, die Bernard ter Lingen beminnerlijker en vertrouwder zouden hebben gemaakt ?
En stroomde daarom als vanzelfsprekend het woord schizofrenie rond Bernard ter Lingen uit het toetsenbord van de schrijver Jeroen ter Lingen.  Hij moest immers de lezer duidelijk maken dat Bernard ter Lingen een zware belasting was voor zijn familieleden,sterker nog: zijn ouders zouden door zijn nukken zijn gevlucht naar een hotel?  Of ging Bernard gewoon met zijn ouders mee?  Hoofdzaak is dat de rest onschuldig is, dat er aan hun goede inborst geen twijfel mag bestaan, en dat hun misstappen, te wijten aan tijdelijke pech, altijd en altijd weer van voorbijgaande aard zijn.

George Geudeker, bladzijde 105 en bladzijde 126, is de enige bij wie de schijnheiligheid er niet als een rand van oprechtheid opgeborduurd is.  Het boek zou met het oog op het rechtvaardigheidsgevoel van de overleden Henk Terlingen kunnen worden ingekort tot die teksten : het zijn in mijn ogen de enige heldere zinnen zonder een spoor van draaierij of onoprechtheid.

De mens is een vat vol tegenstrijdigheden.  Pogingen om de mens in een vakje onder te brengen hebben een ondertoon van psychologische gewelddadigheid.  We kleven aan allerlei bijzonderheden waarmee we echter niet kunnen samenvallen, en daarin ligt onze objectieve subjectiviteit.   Juist die afstand die ons van onszelf gescheiden houdt, wordt uitgedrukt in de vraag : waarom ben ik wat je me zegt dat ik ben ? -Alles begint gelijkelijk met deze vraag : wat wil de ander van mij ?

Het ironische van alles is: Bernard ter Lingen kreeg tien jaar terug ( in een klimaat van vriendschap ) ook de eretitel asperger door een psychotherapeut uit de omgevingvan Nijmegen opgeplakt.  Psychotherapeuten hebben er een handje van patienten uit te kiezen die het op eigen houtje ook wel gered zouden hebben. Hoe luidt de diagnose: Betaalcheque! Zo hebben ze nog wat tijd over voor het schrijven van een successtory met patiëntenverhaaltjes. Op bladzijde 24 vertelt de schrijver Jeroen ter Lingen zogenaamd uit de mond van Bernard ter Lingen over zijn hogerhand opgelegde levenstaak ? Psychotherapeuten zijn een collega gaarne van dienst. Zonder mij te vergissen zou ik hier door kunnen redeneren...

Er is een mooie uitspraak van Seneca (uit “De Vita Beata”): “Niemand dwaalt uitsluitend voor eigen rekening, maar hij is tevens de veroorzaker en bewerkstelliger van het dwalen van anderen".

''De meisjes'' zijn Bernard ter Lingen zijn ware therapeut. Hij heeft een stek "voorbij het fantasma", wat eigenlijk wil zeggen dat je je anders verhouden kunt tot die kleine letters die je ouders of ouderfiguren al heel vroeg in je rug hebben geschreven, met de onbewustheid vandien. 

''De meisjes'' zijn bij hem het draadje wat leven heet en wat hem doet bewegen. Hij en ''de meisjes'' zweren samen in zijn koninkrijk achter de rug van al die zielknijpers. Hij heeft zijn eigen artsenij gebrouwd. Hij gaat zonder prozac etc zijn psychische ongemakken met ''de meisjes''te lijf. Het is de verlossende formule voor zijn geestelijk evenwicht en rust.  En je kunt vanuit ieder punt door het hele leven rondzwerven. Een waarheid als een koe, die overdenking verdient.

Er is bij Bernard ter Lingen dan ook geen enkele behoefte om iets anders te zijn, dan gewoon mens met ''de meisjes''. Een meisjes- mens! ''Zo heeft hij het verkozen!''  Hij is precies  waar hij moet zijn.   Hij is op ''de meisjesplek'' waar geen vragen bestaan.  Of zoals Cioran schrijft:  Zinvolheid is geen interessante vraag. Het feit dat ik er na zoveel woorden over de zelfmoord nog altijd ben ,is kennelijk zelf de zin van mijn leven.

Zo wikkelde Kant zich in dekens en hoe hij ingewikkeld nadacht ? en hoe de groendienst van de gemeente een boom liet verwijderen, omdat ze als focus een storing betekende en Kant's concentratie ahw ontregelde, doordat het zicht hem uit zijn inkeer haalde (een storend uitwendig detail, dat kan hé, hoe het je aandacht kan hebben en je geestelijk bezet houdt, en oeps daar gaat je inwendigheid ?)
Het zijn de aangepasten, die ziek worden.

Volgens sommige psychologische onderzoeken hebben we 50.000 tot 80.000 gedachten per dag. En als dan volgens die psychologen de gemiddelde aangepaste mens zoveel gedachten per dag heeft, geeft dat aan hoezeer zij niet zijn wat ze zouden kunnen zijn.

In de natuur van de mens (de chromosomen, XX, XY) is geen weten ingeschreven m.b.t. vragen van (geslachtelijke) identiteit, en dit “tekort” is wat de mens van het dier onderscheidt. Het kalf dat een stier wordt, en dat een vruchtbaar lichaam krijgt, gaat niet in een adolescentiekrisis. Voor het dier is alles eenvoudig : het heeft geen vragen en hoeft niet te antwoorden.
Dit weten schiet bij mensen tekort en daarom heeft elke generatie opnieuw te antwoorden op die onmogelijke vragen waar geen antwoord op is.De voorgekauwde antwoorden belichamen het zogezegde weten van de volwassenen.
Dit weten steunt eigenlijk nergens op : het is arbitrair. Maar antwoorden moeten er wel zijn. Elke generatie moet antwoorden op het (menselijk) tekort, op datgene wat maakt dat er geen algemeen geldend en vooraf bestaand weten bestaat.