Home
Kunst

Over de ijdelheid der Kunstenaars.

 IK geloof dat kunstenaars vaak niet weten,wat ze het beste kunnen,omdat ze te ijdel zijn en hun zinnen op iets trotsers gezet hebben dan die plantjes schijnen te zijn,die nieuw,zeldzaam en schoon in werkelijke volkomenheid op hun bodem vermogen groeien.Het uiteindelijke goede van hun eigen tuin en wijnberg,daar wordt door hen van boven af op neergezien,en hun liefde en hun inzicht zijn niet van dezelfde orde. Niemand is zijn gelijke in de tinten van de late herfst,het onbeschrijflijk roerende geluk van een uiteindelijke,alleruiteindelijkste,allerkorste genieting,hij kent een klank voor die heimelijk onheilspellende middernachtelijke uren der ziel,waarin oorzaak en gevolg uit hun voegen geraakt schijnen en er elk moment 'iets uit het niets'onstaan kan;hij put het gelukkigst van allen uit de ondergrond van het menselijke geluk en als het ware uit de leeggedronken beker daarvan,waar de wrangste en weerzinwekkendste druppels ten laatste,goed of kwaadschiks,met de zoetste samengevloeid zijn;hij kent dat vermoeide verschuiven van de ziel die niet meer springen en vliegen,die zelfs niet meer lopen kan:hij heeft de schuwe blik van het verheelde lijden,het begrip zonder vertroosting,het afscheidnemen zonder belofte:Ja als de Orpheus van alle heimelijke ellende is hij groter dan wie ook,en veel is er door hem aan de kunst toegevoegd,wat tevoren onmogelijk uit te drukken en zelfs de kunst onwaardig scheen,wat met woorden slechts te verdrijven,niet te vatten was veel zeer kleins en microscopisch'van deziel:kortom,hij is de meester van het zeer kleine. Maar hij wil het niet zijn! Zijn karakter houdt veeleer van de grote wanden en de roekeloze wandschilderkunst.

Het ontgaat hem,dat zijn geest een andere smaak en hunkering heeft en het liefst stilletjes in de hoekjes van ingestorte huizen zit daar,verborgen,voor zichzelf verborgen schildert hij zijn eigenlijke meesterwerken,daar wordt hij zeer groot,groot en volkomen,daar misschien alleen,-
Maar hij is te ijdel om dat te weten.


Nietzsche