Home
 

Ik ben van binnenuit bewoond door NIKS.

Verslaafd aan NIKS"Sjalien Sjulé"publiceerd onder de titel : Zijn en Niets/L'  Ik ben aan het NIKS. Ik wil leven in een wereld waarin niet alleen de zon voor NIKS opgaat. Ik verspil mij,mijn moeite,ik strooi gratis voor NIKS woordkiempjes de wereld in...(als zaad verloren op de rotsen.)

Ik heb het NIETS "geruild voor het NIKS".Welk verschil kan ik daarmee dan op het oog hebben, door het NIETS te verruilen ? Welk verschil wil ik maken ? Wat suggereert ik in die woordenwissel ? In dit schrijven zou ik willen betogen dat de beide woorden weldegelijk een andere lading hebben. Door het NIETS voor het NIKS te verruilen, maak ik een statement. Dit statement is leesbaar, maar trekt zich ook terug: van het NIETS over het NIKS trek ik mijzelf in een onbepaalde toekomstigheid terug.

Ik ben geen kind van "de tijd van toen", de tijd van Sartre en het existentialisme, toen het NIETS op éénieders lippen lag. Die bevlogenheid door het NIETS wil ik juist verruilen voor een tegelijk menselijker én onmenselijker NIKS. In dit NIKS -dat het mijne is, en alleen het mijne, ook al is het niet van mij- ligt mijn talent, als talent van niks, een talent zonder talent, de geringste gave. Een gave die nergens uit bestaat, en die mij een singuliere onbepaaldheid gunt, een vrije gave van NIKS, een onvergelijkbare toekomst.

Ik ben niet van gisteren - ik ben van morgen. Hoe ongerijmd deze bevestiging ook moge lijken, in de toekomstigheid van mij ligt een soort ethiek. Ik hou niet van verplichtingen : ik hou niet van de verplichting van de voorgegeven Betekenis, maar al evenmin van de waarde van het Niets. Ik hou slechts van wat nauwelijks zichzelf is - zo ik van mijzelf hou, hou ik van mijzelf als (een) ander. Ik heb geen identiteit maar verzoek steeds weer het verschil aan mijzelf. Het NIKS is mijn woord voor een steeds toekomstige andersheid waardoor ik word bewoond. Gastvrij als ''ik ben'', verleen ik welkom aan een gast die vanuit de toekomst komt. In die gastvrijheid van NIKS verdien ik navolging : een navolging van NIKS.

Het NIETS is een term die sinds het de jaren 50 (van de vorige eeuw) een specifieke filosofische betekenis draagt. Het was één van de kernwoorden van die stroming, die in de filosofie bekend staat als het existentialisme, en die zijn hoogdagen kende in de jaren 60.

Een van de meest spraakmakende vertegenwoordigers van die beweging was Sartre. In de jaren 40 publiceerde hij een boek dat het NIETS zelfs in de titel had: Zijn en Niets/L'Être et le Néant. Sartre stelde daarin dat de menselijke vrijheid de betekenis die de wereld biedt, moet vernietigen, of beter : moet vernieten, tot NIETS moet terugbrengen. De mens kan pas vrij-zijn wanneer hij alle betekenis, alle zin verniet - dit wil zeggen, wanneer hij zich los kan maken van de aanspraak die voorgegeven betekenissen op hem maken. De mens kan pas tot vrijheid komen, wanneer hij durft te erkennen dat het leven -het bestaan, de existentie, de wereld- geen betekenis en geen zin heeft. Hij moet zich losmaken van elk alibi, van de dekmantel van de overgeleverde perspectieven, en het NIETS confronteren.

Volgens Sartre kan "de zin van het leven" slechts een alibi vormen. De "zin van het leven" levert steeds het beste excuus, een min of meer anoniem verhaal waarachter men zich kan verschuilen en waarmee men de eigen vrijheid en verantwoordelijkheid kan ontlopen. De "zin van het leven" (of die nu spiritueel, metafysisch, of religieus van aard is, theistisch of atheistisch...) weerhoudt de mens ervan vrij te zin, en verantwoordelijk te worden voor het eigen bestaan. De mens -de individuele mens- moet dan ook de moed opbrengen, om elke voorgegeven "betekenis", elke overgeleverde "zin" te vernieten : alleen zo kan hij verantwoordelijk worden, voor het eigen leven dat hij heeft te ontwerpen. Alleen wanneer de mens zijn vervreemding in "de zin" doorbreekt, kan hij tot zichzelf komen, en de eigen vrijheid ontdekken, dit wil zeggen : de eigen nietigheid. De mens moet leven aan het NIETS, om zelf zingever worden en om de weg van de eigen vrijheid te gaan : om zelf iemand te worden, om zelf betekenis te stichten, en zo aan de oorsprong van zichzelf te staan.


Ik ken mijn existentialisten. Maar "het NIETS" heb ik "allang verruild". Welke herkenning ik ook kan vinden in het werk van Sartre, Cioran, Camus of Ionescoe etc ; welke sympathie ik hen ook moge toedragen, toch gaat het mij niet om "het NIETS" : Ik vindt het maar pathetisch, "het NIETS" te willen of moeten confronteren. Het existentialistische pathos van de vrijheid is mij vreemd. Het gaat er mij niet om, de zinloosheid van het leven te affirmeren, om daarin de eigen vrijheid te ontdekken, de ruimte voor een eigen "schepping uit het niets".
Ik ben dan wel "paintress", ''dichteres'' '' schrijfster'' , maar ik schep niet uit het niets : ik werk niet aan "mijzelf", ik projecteer niet mijzelf in de toekomst, maar biedt daarentegen een welkom aan de toekomst, zoals die komt.


Natuurlijk vervreemdt de mens in de voorgegeven zinstichting, in "de zin van het leven". En natuurlijk moet die voorgegeven zin "verniet" worden. Het leven, het bestaan moet zich vrijmaken van elke betekenisaanspraak en van elk zijns- of zinsregime. Toch is het Sartriaanse pathos van de vrijheid haar vreemd : het gaat er mij niet om in vrijheid "iets [of iemand] te worden". Ook de "eis" van de vrijheid -de eis van de soevereine "zelfschepping"- leg ik naast mij neer.

De mens heeft van zichzelf en zijn bestaan immers niet iets te maken. In het Sartriaanse heroïsme van de vrijheid vermoed ik een list, om niet te zeggen een leugen : de "eis" iemand te worden, in vrijheid, legt de mens een nieuwe dwang op, de dwang van de authentieke en autonome betekenisgeving, van het zelfontwerp en de zelfbepaling. Dit is voor een mens te hoog gegrepen, het getuigt van hoogmoed : alleen de mens die zichzelf tot Mens verheft, wil aan de oorsprong van zichzelf staan.

De vrijheid kan geen "eis" zijn, zonder zichzelf op te heffen. Vrijheid wordt tyranniek, wanneer ze tot wezensverplichting wordt. Sartre vervangt de ene betekenis dan ook de andere : al bevrijdt Sartre de mens van elke vervreemding in een voorgegeven zin (of die nu van religieuze dan wel van seculiere aard is, bovenwerelds of werelds), hij legt de mens een nieuw regime op, van met name de zingeving. Dit regime -dat ook het humanisme wordt genoemd- houdt de wereld en de toekomst vandaag de dag gegijzeld. Wanneer ik "het NIETS voorbij" ga en het verruil voor (het) NIKS, dan breng ik dit pathos van de vrijheid -van de bevrijding en van de emancipatie- terug tot wat het (maar) is : een aanspraak, die niet verschilt van een traditionele aanspraak.


De mens heeft volgens mij niet "iets te worden". We hebben "niet iets te zijn" of "te worden" : want ook deze "eis" vormt een keurslijf. De mens heeft geen verantwoording af te leggen, niet aan God en niet aan de Vooruitgang, maar ook niet aan zichzelf en aan de eigen vrijheid. De mens mag geen horige worden van een vrijheid die eruit bestaat zichzelf te scheppen. Het zou zelfs kunnen dat die "vrijheid" een nog ongenadiger regime vormt dan het "religieuze" keurslijf waaraan Sartre zich zo erg hekelde. In ieder geval heeft de mens zich leven niet in te richten naar het voorbeeld van God, maar al evenmin naar het voorbeeld van de Mens.


Verschillende auteurs -waaronder Heidegger en Derrida - hebben erop gewezen hoe het existentialisme de Mens op de troon plaats. Het existentialisme daagt de mens uit "de dood van God" op zich te nemen, maar roept de mens in feite op om zelf "voor God te spelen" : de mens die zijn Vrijheid op zich te nemen heeft, neemt de plaats in die door God werd verlaten. De Mens verheft zichzelf tot een God. De Mens zelf wordt een hoogste Waarde, een hoogste Zin, en daarmee een hoogste Eis. De Mens wordt de enige, en absolute verplichting. Welnu, aan dit regime van de Mens die zichzelf in vrijheid en autonomie schept, aan die cultus van de authenticiteit en de gelijkheid aan zichzelf, ga Ik "voorbij" : "de eis iets te zijn" leg ik naast mij neer. In plaats van het Niets, zoek ik het NIKS. In tijden van Persoonlijke Expressie, in tijden waarin de Mens van zichzelf een Kunstwerk maakt; in tijden van Zelfcreatie en Lifestyle -hou ik, Sjalien Sjulé, het bij... NIKS.

Het NIETS is in de tweede helft van de vorige eeuw een Woord van Betekenis geworden. Het heeft carrière gemaakt, en is een waarde geworden. Het is veelzeggend dat ik het woord niet wil heropnemen, maar eraan voorbijga. Bijna achteloos, in enkele woorden. Ik hou niet van ingeburgerde woorden. Ik hou niet van woorden die het gemaakt hebben, en hou zelfs niet echt van de "voorkeurspelling" die als norm van fatsoenlijkheid wordt opgelegd. Ik zoek zonderlinge woorden op, in een schrijven waarin ik steken laat vallen. Ik zoek zonderling te schrijven en te spreken, zonderling te kladden en te dichten. Wanneer ik Sjalien Sjulé "aan het NIETS voorbij" ga en kies voor NIKS, dan kies ik -om te beginnen- voor een woord dat het niet gemaakt heeft, dat geen waarde is geworden -en dat ook geen waarde kan worden. In mijn keuze voor NIKS -mede ingegeven door mijn aversie voor het pathos van het NIETS- zoek ik op een welbepaalde manier te schrijven of te spreken : ik schrijf in een herkenbare taal, mijn notitie blijft leesbaar, maar tegelijk wordt het zonderling, wordt het singulier. Misschien lijkt het alsof ik de ander op het spoor wil zetten van een onleesbaarheid ! Het woord NIKS is leesbaar, maar is tegelijk heel idiomatisch, op de grens van het onleesbare. NIKS is leesbaar en onleesbaar tegelijk. Juist dit idioom -die idiomaticiteit- noemt ik NIKS : het NIKS is "the stuff" waaruit mijn wereld is opgebouwd.


Ik ben minder dan mijzelf (wat een zekere conformiteit zou veronderstellen aan een zelfgekozen ontwerp), ik ben een idioom : een idiomatische verhouding, tot het leven dat in mij woedt, tot de dood die aan mij vreet, tot de verf en het doek, tot de wereld. Ik leid geen voorgeschreven leven (ik neem geen rol op, en zeker niet de rol van Moeder, maar al evenmin mijn eigen rol, de rol die mij "iets" zou doen zijn of worden), ik kies ook niet "eigenzinnig" voor een Ontwerp, maar laat het NIKS uit de verf komen : een minder-dan-zijn, of geringer nog...

In de wereld waarin we vandaag de dag leven, staat het menselijk ontwerp centraal. Niet langer bestierd door goddelijke genade of waarheid, richt de mens de wereld in naar de eigen gelijkenis. De Mens heerst, waar vroeger de traditie, en dat wil zeggen de overgeleverde traditie heerste. De Mens wil er wat van maken -maar bakt er weinig van : de mondialisering en het economisch liberalisme dragen er enkel toe bij dat "de woestijn groter wordt", naar Nietzsche voorspelde : Die Wuste wächst, de woestenij groeit...

Met deze prognose alludeerde Nietzsche niet in de laatste plaats op de decadentie van de vrijheid. Volgens Nietzsche emancipeert de mens zich weliswaar van de traditie en van elk Hoger Gezag, maar tegelijk maakt hij van zichzelf de hoogste Waarde. In de razernij van de zelfbepaling woekert het nihilisme, dit wil zeggen : het NIHIL of NIETS. In een soevereine confrontatie met het NIETS, wil de Mens nog slechts zichzelf - wil de Mens het eigen willen. Daaraan wordt alles en allen geofferd, tot de Menselijkheid zelf. Welnu, in de weerstand die ik voel ten aanzien van "de eis iets te worden", zoek ik mij precies te verhouden tot dit NIHIL, dit NIETS waaraan Sartre's vrijheid is. Ik ben geen nihiliste, maar verhoud mij tot het nihilisme. Dit veronderstelt enige afstand. Die afstand vind ik in het idioom. Of beter : die afstand is het idioom.

Mijn talent ligt in (het) NIKS. Aan het NIKS laaf en voedt ik mij. Het NIKS bewoont mij ja ik ben de gastvrouw van NIKS, van het NIKS dat mij bewoont. Het NIKS is mijn waarde.

Gaat het hier nog om een waarde ? Kan het idioom een waarde vormen ? Kan het tot norm worden verheven ?

Ik ben aan het NIKS. Ik ben verslaafd aan NIKS. Dit NIKS is niet het NIETS -het is niet het NIETS waaraan de menselijke vrijheid is. Sartre is aan het NIETS en aan de zelfbepaling. Ook de wereld waarin we leven is aan dit NIETS. Ik daarentegen ben aan (het) NIKS. Wanneer Sartre de mens tot opgave stelt, iemand te zijn en te worden, éérder dan te beantwoorden aan de gelijkenis met de Schepper of de traditie, zoek ik n-iemand te worden.

Wie, niemand ?

Ik beantwoordt nergens aan. Ik beantwoordt zelfs niet aan het NIETS -ik ben geen heldin van de vrijheid en van "de wegen van de vrijheid". Wie ben ik ? Wie is Sjalien Sjulé? Sjalien Sjulé is Sjalien Sjulé. Dit is tautologisch, maar toch veelzeggend : Ik ben een idioom, leesbaar en onleesbaar, gelijk aan NIKS en nauwelijks mijzelf, nauwelijks gelijk aan mijzelf.

Vroeger werd de mens geacht gelijk te worden aan de geliefde leerling van God -een heilige, dus. Met Sartre en het existentialisme werd de mens geacht gelijk te worden aan zichzelf. Ik ga voor minder. Ik heb geen persoonlijkheid, and could 'nt care less... Ik geef niet om mijn persoonsgelijkheid, aan dat "iets" dat ik volgens Sarte "te zijn" of "te worden" zou hebben.


-Geef ik dan om niks, ?  Toch wel : om NIKS.

Ik zoek trouw te zijn aan het idioom. Ik wordt een onleesbaar chiffre. Ik weiger mij te laten bepalen door een voorgegeven betekenis, inclusief de betekenis of waarde van de zelfbepaling : ik wordt niemand, niet iets, NIKS. Maar daarin ben ik trouw aan een onbepaaldheid die de toekomst opent. Ik wordt geboren aan -ikleef aan de toekomst. Ik ben een migrante -vanuit de toekomst. Dat is mijn verslaving : een verslaving aan NIKS, aan onuitsprekelijke openheid. Mijn onnavolgbare "eigenheid" -die dus geen eigenheid is, aangezien ik niet navolgbaar ben, ook niet door mijzelf : Ik wordt niet "iets", ik weersta aan de coherentie en consequentie van de Vrijheid. Ik ben sociaal niet aangepast. Ik sta haaks op die inrichting van het leven. Ik ben de pest voor het "goede burgerlijke" ritme, Ik ben een uitzondering. En ook een uitzondering op mijzelf (gezien, nogmaals, ik aan de "eis iets te zijn" voorbijga, en het NIETS heb verruild...). Die onaangepastheid (inclusief de onaangepastheid aan mijzelf -mijn sterven, dus) is mijn kans. Mijn ongelijkheid aan mijzelf (mijn dood) is mijn geluk, mijn vreemd behagen...

Hoe "is" Sjalien Sjulé ?

Ik besta op idiomatische wijze. "Ikke", zoals ik soms schrijf, met een wat ongewoon woord. Dit "ikke" is niet "iets", niet "iemand" die aan zichzelf gelijk is en blijft. Het is geen "persoonsgelijkheid". Sjalien Sjulé valt voor. Ik ben een aaneenrijging van voorvallen. Ik val voor zoals ik (mij) voorval, in een bende van "ikken". Elk van deze "voorvallen" heeft de trek van een idioom : een leesbaar én onleesbaar chiffre, dat nergens aan beantwoordt, ook niet aan "mijzelf". Gezien ik aan de Sartreaanse vrijheid "voorbijga", pas ik mij niet eens aan mijzelf aan : ik ben sociaal onaangepast, maar ook "individueel" : ik ben minder dan een individu, minder dan een consequente zelfbepaling -ik ben singulier.

Wie "ik" zegt, verwijst daarmee naar zichzelf als persoon, als individuele existentie. "Ikke" doet iets anders : het is leesbaar als verwijzing in de 1ste persoon, maar is tegelijk "ongewoon" en "ongebruikelijk", idiomatisch : het verwijst naar dat waarnaar niet verwezen kan worden, het onverwijsbare, een "singulariteit" waarover NIKS te zeggen valt, en waarop hoogstens een naam kan geplakt worden : Sjalien Sjulé.

Wie is Sjalien Sjulé ? Sjalien Sjulé is de openheid van de vraag : wie ?  Sjalien Sjulé is de trouw aan de vraag waarop geen antwoord komt : wie? Ze is de trouw aan de onbepaalde bestemming - en dus de openheid voor wat voorvalt, vanuit de toekomst.

En paradoxaal genoeg ligt daarin ook een "ethiek" : wees trouw aan de open vraag, wie ? Beste lezer, hypocriete vriend, vriendin : wees trouw aan de vraag : wie ?

Natuurlijk is het Niks ook voor mij een soort beeld.

 Het is vooreerst een woord, en dat roept als vanzelf andere woorden op.  Het Niks staat niet op zichzelf, en begint daarom als vanzelf te niksen.; Je moet goed begrijpen waarom ik het heb over het Niks en niet het Niets.Je mag het Niks niet met het Niets en met het existentialisme verbinden. Niks is geringer dan Niets. Tegelijk betekent het niet helemaal niks": ik zeg niet dat ik helemaal niets ben, zonder mening enzovoort.  Maar anderzijds zou ik nooit schrijven dat ik ben, dat ik een mening heb in de sterke zin van het woord. Mijn woorden zijn mijn woorden niet en mijn meningen zijn mijn meningen zijn, zomin als mijn percepties mijn percepties zijn. Die zijn altijd al de uitkomst van ingewikkelde processen die maken dat je eigen woorden en eigen waarnemingen ook altijd getekend zijn door anderen of door het andere. Idem dito voor verlangens:  we hebben geen verlangen, we zijn verlangen, en dat verlangen of die verlangens verwijzen altijd al naar anderen of het andere, waardoor de vraag rijst hoe eigen je verlangen wel is. Te zeggen dat je een lichaam hebt, of dat je meningen hebt, klinkt mij veel te robuust in de oren: de blootgestelde kwetsbaarheid van het niks gaat dan verloren. Nog dit over: Alles. Dat lijkt een heel zelfgenoegzaam woord, maar omdat het andere woorden oproept gaat het niks worden. Het Al en het Alles zijn leger dan we aannemen.

En als iemand mijn stukje over NIKS absurd vindt, dan kan dit volgens mij twee dingen betekenen :-ofwel zie je niets in de houding -mijn levenshouding, zeg maar- die ik schets en verwoordt, en vind je dat geen perspectief dat past bij jou, ja lijkt het je ongerijmd (en in die zin absurd) om NIKS te willen zijn of worden;-ofwel begrijp je er niets van, en kan;je; helemaal niet inkomen, en vindt het dan ook absurd...kortom wie niets met de inhoud te maken wil hebben er onpersoonlijk bij wordt, daar wens ik mijzelf geluk dat ik weer zover ben. Met frisse kleuren getekend,een zo denk-ik en een dat-ben-ik!

I am Sjalien Sjulé